Klustervlieg

Klustervlieg

bron foto: KiBO-ongedierte

Plaats in het dierenrijk

De klustervlieg (Pollenia rudis F.)

[table id=10 /]

Voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Fabricius in 1794

1. Algemeen
De klustervlieg behoort evenals de herfstvlieg en de grasvlieg tot de overwinterende vliegen. Dit betekent dat ze als volwassen insecten de winter op een beschutte plaats doorbrengen. In het najaar gaan ze op zoek naar een geschikte plaats waarvoor zij graag onze gebouwen uitkiezen. Dit doen zij in grote aantallen en veroorzaken daarom regelmatig overlast. De vliegen hebben voorkeur voor hoger gelegen plaatsen. Vaak kiezen ze hiervoor hoge gebouwen uit, bij voorkeur de bovenste etages (penthouses, zolderverdiepingen). Vaak worden ze ook aangetroffen in kerktorens. Ook ziekenhuizen ondervinden regelmatig overlast van deze vliegen. Vaak zijn op de bovenste verdieping de operatiekamers gesitueerd. Aanwezigheid van vliegen in deze ruimten is natuurlijk zeer ongewenst.
Wanneer ze een geschikte plek hebben gevonden overwinteren ze hier door nagenoeg bewegingsloos op deze plek te blijven. Ze kunnen in hun zoektocht naar een geschikte plek ook zo ver een gebouw of woning binnendringen dat grote aantallen, traag bewegend binnen gebouwen worden aangetroffen. De vliegen vermenigvuldigen zich niet gedurende de overwintering. We vinden hun aanwezigheid hinderlijk en vies. In het voorjaar ontwaken de vliegen echter weer en vertrekken weer. Wanneer vliegen binnen gebouwen overwinteren gebeurt het vaak dat een deel van de vliegen de uitgang niet terug vindt, en in de woning/gebouw achter blijven. Eénmaal een geschikte plek gevonden keren ze regelmatig jaar na jaar naar deze plek terug.
Terugbrengen van natuur zoals graslanden die verwilderen en minder of selectiever gebruik van bestrijdingsmiddelen dragen eraan bij dat we de laatste jaren meer overlast ervaren van deze groep overwinterende insecten.

2. Uiterlijke kenmerken

De klustervlieg:

De klustervlieg wijkt af van de herfstvlieg door het ontbreken van het streeppatroon op het borststuk. In plaats van een streeppatroon is de klustervlieg bruin/grijs gekleurd en is het borststuk bedekt met goudkleurige beharing.

De herfstvlieg:

De herfstvlieg is nauw verwant aan de huisvlieg of kamervlieg (Musca domestica). De herfstvlieg is ca. 7 mm. groot. Kenmerkend aan de vlieg is het streeppatroon op het borststuk en de opvallend grote ogen van het mannetje (wijfjes hebben kleinere ogen).

De grasvlieg:

De kop en het borststuk van de grasvlieg zijn geel met donkere (bruine) strepen in de lengterichting. De onderzijde van het borststuk en het achterlijf zijn lichter geel met ietwat donkerdere (bruine) strepen overdwars. Grasvliegen zijn een stuk kleiner en hebben een lengte van ca. 3 mm.

3. Voedsel

De klustervlieg:

De larve van de klustervlieg parasiteert op regenwormen. Het wijfje legt haar eitjes in spleten in de grond waarna de larven regenwormen penetreren en zich hierin verder ontwikkelen. De volwassen insecten leven van rijp fruit en nectar van bloemen.

De herfstvlieg:

De larven van de herfstvlieg voeden zich met bacteriën die leven in uitwerpselen van runderen. Volwassen herfstvliegen voeden zich met stuifmeel of met honingdauw dat wordt afgescheiden door bladluizen.

De grasvlieg:

De larven van grasvliegen zijn vleeseters en leven in wortels van grassen van luizen. De volwassen grasvliegen leven van nectar van bloemen of van andere zoete uitscheidingen van planten.

4. Ontwikkeling
Zowel klustervliegen, herfstvliegen en grasvliegen ontwikkelen zich door middel van een zogeheten ‘volkomen’ gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de larven die uit de eitjes tevoorschijn komen niet op het volwassen insect lijken. Uit het eitje komt een larve die zich op een gegeven moment verpopt. In de pop ontwikkelt zich de volwassen vlieg

Klustervlieg:

De bevruchting van de wijfjes van de klustervlieg vindt plaats voor de overwintering. De eitjes worden afgezet in spleten in de grond. De larven die uit de eitjes tevoorschijn komen doorboren de huid van regenwormen om zich in de wormen verder te ontwikkelen.

Herfstvlieg:

De bevruchting van de wijfjes van de herfstvlieg vindt plaats in voorjaar waarna de eitjes worden gelegd. De herfstvlieg legt haar eitjes (ca. 250 stuks) in verse uitwerpselen van bij voorkeur van die van runderen. De larven voeden zich met de bacteriën die in deze uitwerpselen leven.

Grasvlieg:

De grasvlieg legt haar eitjes in graslanden waar de larven leven van verschillende luizensoorten in de wortels van het gras. De volwassen grasvliegen leven van nectar of andere zoete vloeistoffen.

5. Verspreiding en habitat
Klustervliegen komen verspreid over geheel Nederland voor. Ze danken hun naam aan hun gedrag dat zij in het najaar samen klusteren tot grote populaties om op zoek te gaan naar een geschikte plek om te overwinteren. Ook de herfstvlieg komt in Nederland algemeen voor. In de periode van april tot en met oktober leven herfstvliegen in het veld. Ook
Grasvliegen komen overal in Nederland voor. De meeste overlast van overwinterende vliegen wordt echter ervaren in kleiner steden, dorpen en platteland. In het najaar ontstaan grote zwermen van zeer veel exemplaren die op zoek gaan naar een geschikte plek om te overwinteren. Voorkeursplekken zijn spouwmuren, kerktorens, beplanting tegen gevels enz.

6. Sporen
Aanwezigheid van overwinterende vliegen wordt over het algemeen vastgesteld doordat grote aantallen op een woning/gebouw afkomen. In sommige gevallen kunnen de uitwerpselen en dode insecten sporen achterlaten. Advies is dode insecten te verwijderen omdat deze andere insecten zoals tapijtkevers kunnen aantrekken. Deze insecten leven namelijk weer van de dode insecten. Wanneer alle dode insecten zijn opgegeten, kunnen zij zich te goed doen aan andere (organische) materialen in een woning en daar schade aan toebrengen. Denk hierbij aan bv. wollen vloerbedekking.

7. Preventie en bestrijding
Preventie
De enige remedie tegen overwinterende vliegen is om ze te weren door het treffen van preventieve maatregelen. Over het algemeen betekent dit het nakijken van de buitengevel door na te gaan waar openingen aanwezig zijn waarlangs vliegen naar binnen kunnen dringen. In geval van aanwezigheid van een spouwmuur, is het gemakkelijker om het binnenblad (binnenmuur) te na te kijken op openingen en deze dicht te maken.
Het treffen van preventieve maatregelen moet echter pas gebeuren nadat de overwinterende vliegen in het voorjaar weer zijn vertrokken, in de meeste gevallen na half april. Wanneer deze maatregelen worden getroffen voordat de vliegen weer zijn uitgevlogen, bestaat de kans dat grote aantallen vliegen worden opgesloten en dood gaan.
Preventieve maatregelen:

  • Verwijderen van plantengroei direct tegen de gevel
  • Dichtmaken van openingen aan de buitenzijde
  • Dichtmaken van ventilatieopeningen (m.b.v. bijenbekjes)
  • Dichtmaken van binnenblad/binnenmuur. Denk hierbij aan doorvoeren en aansluitingen van betonnen delen.

Bestrijding
Gebruik van bestrijdingsmiddelen voor het bestrijden van overwinterende vliegen wordt afgeraden. Dit is nauwelijks effectief. Het beste is om de vliegen in het voorjaar in de gelegenheid te stellen om weer naar buiten te trekken. De insecten die achterblijven en de dode exemplaren kunnen gemakkelijk met een stofzuiger worden verwijderd.

8. Schade gezondheid

Overwinterende vliegen vormen niet tot nauwelijks een bedreiging voor de volksgezondheid aangezien deze vliegen niet door voedsel worden aangetrokken.

Herfstvliegen moeten niet worden verward met: de huisvlieg of kamervlieg (Musca domestica)

Ook het lieveheersbeestje vertoont dit overwinteringsgedrag.