Middelen voor de bestrijding van ratten en muizen op basis van anticoagulantia (bloedverdunners) zijn zeer giftig en moeilijk afbreekbaar. Daardoor is het risico op doorvergiftiging voor bijvoorbeeld roofvogels, marterachtigen en huisdieren groot. De middelen voldoen hierdoor niet aan de criteria voor toelating. Als er niet voldoende alternatieven zijn, biedt de biocidenverordening echter ruimte om dit soort middelen vanwege het maatschappelijk belang – onder strikte voorwaarden – toch toe te laten. Denk bijvoorbeeld aan de gezondheidsrisico’s voor de bevolking door een rattenplaag. Op deze grond zijn de middelen nu te gebruiken.
De bestrijding van ratten buiten is nu voorbehouden aan professionele plaagdierbestrijders volgens een strikt geïntegreerd plaagdierbeheerssysteem. Bij de volgende herregistratie van de middelen (rond 2023) wordt dit uitgebreid naar een integraal IPM-systeem voor de bestrijding van ratten én muizen, zowel buiten als binnen. Ook nieuwe nog voor dat gebruik toe te laten stoffen, moeten dan binnen dit systeem toegepast kunnen worden door gecertificeerde plaagdierbeheersers en daartoe gecertificeerde agrariërs. Dit betekent ook dat bij de volgende herregistratie het particuliere gebruik van anticoagulantia zal vervallen.
Tijdspad
Het Ctgb stelde november 2018 de voorwaarden vast waaraan het integrale systeem voor geïntegreerde plaagdierbeheersing moet voldoen. Onder regie van de Stichting KPMB (Keurmerk Plaagdier Management Bedrijven) worden deze in 2019 verwerkt in een nieuw handboek. Op basis daarvan kunnen de opleidingsorganisaties hun opleidingen aanpassen, de exameninstituten hun examens en KPMB het certificeringsschema. Over een jaar of vijf kan iedereen die nog anticoagulantia